22 April 2020

Winkeliers en verhuurders drijven weg van elkaar

Huurverlichting Na een akkoord overheerste in detailhandel en winkelvastgoed optimisme. Maar veel partijen bereiken geen overeenstemming over huurverlichting. Lees hier verder.

Lege winkelstraten.

Een nagenoeg lege Kalverstraat, normaal een van de drukste winkelstraten van Amsterdam. Foto Simon Lenskens.

Terwijl de Nederlandse winkelstraten al vijf weken uitgestorven zijn, kunnen veel winkeliers en vastgoedeigenaren het nog altijd niet eens worden over huurverlichting. Ondanks collectieve afspraken tussen koepelorganisaties lijkt er „niet altijd voldoende welwillendheid te zijn om bij elkaar te komen”, zo constateert branchevereniging Detailhandel Nederland. „Dat is uitermate teleurstellend.”

Na weken van stroef overleg bereikten brancheorganisaties in de detailhandel en het winkelvastgoed anderhalve week geleden een akkoord om de problemen veroorzaakt door de corona-uitbraak het hoofd te bieden. Winkeliers die minstens een kwart aan omzet zijn kwijtgeraakt, krijgen de komende maanden minimaal 50 procent huurverlichting. Waar nodig zou dat kunnen oplopen tot 75 of 100 procent, „mits mogelijk voor de verhuurder”.

Dat een sectorbreed akkoord tussen winkeliers en verhuurders ver weg was, bleek eerder al: De huur nu stopzetten, dat zien veel verhuurders niet zitten.

Waar het in die afspraken aan ontbreekt, is een dwangmiddel. De afspraken tussen winkeliersverenigingen INretail en Detailhandel Nederland en vastgoedorganisaties IVBN en Vastgoed Belang zijn vooral een oproep aan hun achterban. Maar omdat die afspraken niet bindend zijn, voelt lang niet iedereen zich genoodzaakt er gehoor aan te geven. 

Bij winkeliers leeft nu de ergernis dat verhuurders star vasthouden aan dat getal van 50 procent, áls ze überhaupt al bereid zijn de huur te verlagen. Henk Teunissen van interieurwinkel Rivièra Maison deed zijn verhuurders het voorstel om de huur voorlopig te koppelen aan de omzet. „Als ik 10 procent omzet van wat ik normaal doe, dan betaal ik ook 10 procent van de huur. Dat was een vóórstel. Ik kreeg reacties die zeer kort door de bocht waren: we gaan naar de rechter, we sturen een deurwaarder.”

Weinig begrip voor de situatie.

Ook Joris Aperghis van kledingketen WE Fashion merkt bij verhuurders een „hele geringe bereidheid” om winkeliers tegemoet te komen. WE huurt in Nederland 105 panden bij een dertigtal eigenaren. „Hier en daar klinkt begrip, maar in de meeste gevallen wordt heel stevig positie ingenomen. Dan krijgen we tegenvoorstellen die niet in lijn zijn met het akkoord.”

Andersom vinden vastgoedeigenaren dat winkeliers de gemaakte afspraken veel te ruim interpreteren. „Over het koppelen van huur en omzet staat in het akkoord helemaal niets”, zegt Frank van Blokland van IVBN, de vereniging voor grote, institutionele vastgoedbeleggers. Hetzelfde geldt over het kwijtschelden van huur. In de afspraken gaat het om uitstel, niet om afstel, aldus Van Blokland.

Overigens is IVBN van mening dat de gesprekken tussen verhuurders en winkeliers in het gros van de gevallen juist wel vruchtbaar zijn. Datzelfde laat ook Vastgoed Belang, de vereniging voor particuliere beleggers, desgevraagd weten. Van Blokland: „Natuurlijk zijn er her en der problemen, bij ons én bij de retailers. Maar in grote lijnen wordt gehoor gegeven aan het akkoord.”

Winkeliers vrezen dat zij en de vastgoedsector elkaar niet bereiken zonder dwang.

Winkeliers zien dat somberder in. Zij vrezen dat de detailhandel en de vastgoedsector elkaar niet gaan bereiken tenzij ze daartoe gedwongen worden. „Dan moet je denken aan een noodwet, of aan het algemeen bindend verklaren”, zegt WE-topman Joris Aperghis. Ondernemer Teunissen is het daarmee eens. „De politiek moet ingrijpen, want ik denk niet dat we er zo uitkomen.”

Joost Pijpker